Sander Verwerft is leerkracht Latijn, Grieks en filosofie op onze school en geeft ook les op Campus Sint-Jan Berchmans. Samen met zijn vader Marc, eveneens leerkracht Latijn en Grieks, en oud-leerkracht van beide campussen, schreef hij een bijzonder boek, “De landdekenij Geel in de achttiende eeuw (1701-1798)”. Ze spitten oude Latijnse archieven uit, en kwamen tot boeiende ontdekkingen.
Sander, kun je voor de leken onder ons in gewone mensentaal uitleggen wat jullie precies bestudeerd hebben?
“In de 16de eeuw was de katholieke kerk een beetje een zootje. Sommige priesters dronken, of hielden er minnaressen op na, en er was het misbruik van de aflaten. Het Concilie van Trente moest hier een einde aan maken, en er was een belangrijke rol weggelegd voor de dekens om orde op zaken te stellen. Zij fungeerden als inspecteurs voor de priesters en de pastoors. In de verschillende parochies die tot hun gebied hoorden, werden er controles uitgevoerd, en die gegevens werden allemaal netjes genoteerd. De notities uit onze streek waren onze hoofdbron, maar er is ook vrij veel correspondentie bewaard gebleven. Uit die briefwisseling hebben we heel wat geleerd over specifieke personen en hun daden, of beter gezegd: wandaden, want vooral bij problemen moesten er brieven geschreven worden.
De landdekenij is met andere woorden het plattelandsgebied waarvoor één deken bevoegd was, in dit geval bestaande uit 17 parochies, waaronder Geel, Mol, Dessel, Retie en Balen.”
Waarom vind je het zo interessant om te doen?
“Allereerst is het belangrijk om te weten dat het vandaag niet meer evident is dat geschiedenisstudenten nog Latijn kunnen verstaan. Dit soort onderzoek aan de universiteit wordt met andere woorden steeds schaarser. Als niemand deze teksten zou vertalen en bestuderen, bestaat de kans dat al de verhalen die eruit voortkomen, verloren zouden gaan. En dat is precies wat ons zo boeide, de verhalen die we ontdekten na het lezen van de brieven. We kregen inzicht in wie ruzie had met wie, en welke gedragingen de zogenaamd brave gelovigen allemaal stelden.”
Nu ben ik benieuwd. Beschrijf eens wat ‘dirt’ uit die tijd.
“We hebben veel boeiende casussen ontdekt. Zo was er het tragische geval van Theresia Vervloet, een kleptomane non. Uit het gasthuis in Geel stal ze letterlijk alles wat los en vast zat, zoals breimateriaal, vlees, braadvet, thee en oorbellen. Ze werd verschillende malen betrapt en opgesloten. Ze wist dan weer uit te breken, waarna ze uiteindelijk jarenlang in een vochtige, ijskoude kerker werd vastgehouden. Je moet weten dat de jaren 1740 extreem koude winters kenden, en ziektes en hongersnood welig tierden. Ze heeft dat uiteindelijk overleefd, maar het was voor ons heel heftig om te ontdekken dat iemand met een psychische aandoening toen simpelweg gezien werd als lastig en gestraft werd in plaats van geholpen. Gelukkig leven we vandaag in andere tijden.
Verder hebben we ons ook gebogen over de huwelijks- en geboorteregisters. Het viel ons op dat de godvrezende mens in die tijd toch ook gewoon van vlees en bloed was, en zeker niet zonder zonde. Ongeveer een derde van de vrouwen was al in verwachting op de dag van haar huwelijk, en er zijn zelfs gegevens over vrouwen die op hun trouwdag bevallen zijn. Voorhuwelijkse betrekkingen waren tegen het strikte regime van de kerk, maar bepaalde behoeftes waren dus moeilijk te onderdrukken, net zoals nu nog steeds het geval is.”
Vind je dat de kerk hard was voor de mensen in de 18e eeuw?
“Er waren zeker veel strenge regels waar mensen zich aan moesten houden. Het bijwonen van de paasmis bijvoorbeeld was verplicht, en als je tijdens je leven te vaak afwezig was, mocht je niet in gewijde grond begraven worden.
Wat ik bijvoorbeeld ook erg hard vind, is dat een relatie tussen een schoonbroer en -zus door de bloedband van het huwelijk als incest werd gezien. Een Mollenaar die verliefd werd op de vrouw van zijn overleden broer, werd samen met haar naar een verbeteringsgesticht gestuurd omwille van hun ‘misdaad’.
Wat ons overigens wel opviel, is dat de dekens toch erg menslievend waren. Ze gingen vaak tot het uiterste om mensen op het goede pad te brengen, bleven geduldig herhalen wat de plichten waren en hielpen waar ze konden.”
Dat zal je leerlingen ook wel kunnen boeien. Kun je je boek inzetten tijdens je lessen Latijn?
“In de lessen Latijn moeten de leerlingen van de tweede graad Neolatijn lezen. Het is erg fijn om die lessen dan wat ‘couleur locale’ te geven, en de leerlingen te laten lezen over bijvoorbeeld een echtbreker uit Mol uit de 18e eeuw. Daar komt het materiaal dus goed van pas. Verder denk ik ook dat er voor de lessen godsdienst en geschiedenis ook boeiende stof in zit.”
Een laatste vraag nog. Ben je toevallig iets meer te weten gekomen over het klooster dat zich ooit op onze school situeerde?
“In de kapel van het klooster werden gedurende de achttiende eeuw geen missen opgedragen, waardoor de kapel niet moest gevisiteerd worden door de dekens. Wel ben ik destijds op zoek gegaan naar het graf van deken Guilielmus Lauwen die in de kapel van de Rozenberg begraven was. Hij was aan het einde van de 17de eeuw pastoor van Millegem, waar toen slechts vier huizen stonden, en werd eveneens deken. Omdat er om evidente redenen geen pastorij was in Millegem, verbleef hij bij de zusters van de Rozenberg. Hij was dus een erg vooraanstaand persoon in die tijd, maar jammer genoeg is diens grafzerk uit de kapel verdwenen. Vermoedelijk is het eerst naar de begraafplaats rond de kerk verhuisd, waarna het bij de verhuis van die begraafplaats naar het Boulevardpark waarschijnlijk niet geselecteerd werd.
Maar toen de zusters in de achttiende eeuw dus uit het klooster vertrokken waren, deed het klooster onder andere ook dienst om studenten van de Latijnse school van Mol te huisvesten. De bekendste kotbaas van de Rozenberg was ongetwijfeld Valerius Van Goirle. Hij kwam volgens onze bronnen ‘halfdood’ aan in Mol, na een zeer uitputtende driedubbele job in Dessel als onderpastoor, koster en rector van de Latijnse school.”
Bedankt voor dit interview, Sander. Veel succes met toekomstige projecten. Ik heb het gevoel dat we nog van jullie zullen horen.
Nienke van Son