Het algemene principe is dat de regels voor de tussenletters -e of -en alleen gelden voor samenstellingen waarvan het linkerdeel een zelfstandig naamwoord is.
Als het eerste deel geen meervoud heeft, schrijf je -e.
Als het eerste deel alleen een meervoud heeft op -s, schrijf je -e.
Als het eerste deel alleen een meervoud heeft op -(e)n, schrijf je -en.
Als het eerste deel een meervoud heeft op -(e)n én op -s, schrijf je -e. Maar als het eerste deel in het enkelvoud niet eindigt op -e, schrijf je -en.
--> Als het eerste deel een versterkende betekenis heeft en het geheel een bijvoeglijk naamwoord is, schrijf je -e.
--> Als het eerste deel verwijst naar een persoon of zaak die uniek is, schrijf je -e.
--> Als het eerste deel een vrouwelijke nevenvorm is die bestaat uit het grondwoord plus -e, dan gaan we voor de regels uit van het (mannelijke) grondwoord.
--> Bij versteende samenstellingen, waarbij je de delen niet meer als afzonderlijke woorden herkent, schrijf je -e.
REGEL 5
--> Als het rechter deel van de samenstelling met een sisklank begint, schrijf je alleen een extra 's' als je ook een 's' hoort wanneer je dat rechter deel vervangt door een woord zonder sisklank.
--> Sommige samenstellingen kun je zowel met als zonder tussenletter 's' uitspreken en dus ook schrijven.
--> Bij sommige woorden duidt de tussenletter 's' op een betekenisverschil:
|